Stap 1: begin klein

• Schrijf elke dag 5–20 minuten.

• Het hoeft niet perfect: zelfs losse zinnen of observaties zijn waardevol.

• Mini-oefening: noteer vandaag drie dingen die je opvallen in je omgeving, zo concreet mogelijk.

Stap 2: observeer als een detective

• Kijk, luister en ruik aandachtig. Details maken verhalen levend.

• Mini-oefening: beschrijf een geluid of beweging die je vandaag hoort in één zin.

Stap 3: speel met vormen en ideeën

• Probeer korte verhalen, dagboekvormen, poëzie of een brief aan een denkbeeldig personage.

• Mini-oefening: schrijf een scène vanuit het perspectief van een object dat je vandaag ziet.

Stap 4: lees met een schrijversbril

• Let op hoe andere schrijvers emoties oproepen, scènes opbouwen en dialogen schrijven.

• Mini-oefening: lees een kort stukje uit een boek en herschrijf het in jouw eigen woorden.

Stap 5: experimenteer met taal

• Durf metaforen, ritme en woorden te testen.

• Mini-oefening: kies een emotie en beschrijf die zonder het woord zelf te gebruiken.

Stap 6: schrijf over wat jou raakt

• Passie en nieuwsgierigheid maken teksten levendig.

• Mini-oefening: schrijf een halve pagina over iets dat je recent fascineerde of raakte.

Stap 7: vraag feedback en leer

• Anderen zien vaak wat jij niet ziet. Feedback is een vergrootglas voor je werk.

• Mini-oefening: laat iemand één alinea lezen en vraag wat hen het meest bijblijft.

Stap 8: reflecteer en redigeer

• Lees je werk terug, verbeter kleine dingen, maar wees niet te streng.

• Mini-oefening: herschrijf een zin die je niet goed vond, en kijk hoe het voelt.

Bonus tip: Combineer deze stappen met een dagelijkse mini-oefening. Zo bouw je een solide schrijfroutine op.